Skip to main content
Maria Tengö hoogleraar mens-natuurrelaties in het Antropoceen.
Inheemse volken kunnen inspiratie bieden om meer in balans met de natuur te leven. „Er moet respect zijn voor elkaars kennis.”

Dat wetenschappers het een en ander kunnen leren van inheemse volken, zag Maria Tengö in het noorden van Thailand. „Mensen van de lokale Hin Lad Nai-gemeenschap vertelden dat ze bepaalde soorten wilde bijen in korven hielden. Wetenschappers zeiden: dat bestaat niet, die bijen laten zich niet in korven houden. Totdat ze het met eigen ogen zagen.”

Naast wetenschappelijke kennis zijn er ook andere bronnen van kennis om milieuproblemen op te lossen, zegt Tengö, die half november haar inaugurele rede hield als bijzonder hoogleraar mens-natuurrelaties in het Antropoceen, aan de Wageningen Universiteit & Research. Ze probeert die bronnen bij elkaar te brengen, en met elkaar in gesprek te laten gaan. In Oost-Afrika, India, Brazilië, Thailand en Zweden. Ze wil zo een transformatie op gang brengen.
Want, zegt ze, wereldwijd holt de natuur achteruit. Ze haalt het Ipbes aan, het wetenschappelijk biodiversiteitspanel van de Verenigde Naties. Bijna de helft van alle ecosystemen op land en in zee zijn de afgelopen vijftig jaar ernstig aangetast door menselijk handelen, analyseerde het Ipbes in 2019. Planten en dieren sterven versneld uit. Een centrale drijfveer van die achteruitgang, aldus het Ipbes, is het dominante wereldbeeld waarin de mens zich boven de natuur plaatst, en hij die natuur naar believen gebruikt. Kortetermijnwinst en economische groei staan centraal. Om de achteruitgang te keren, moet dat dominante wereldbeeld veranderen, schreef het Ipbes vorig jaar.
Denkt u dat het mogelijk is om dat dominante beeld te veranderen?
„Het huidige model is onhoudbaar. Dat zien we aan alle problemen die het veroorzaakt. We moeten alternatieven verkennen, ook al weten we niet waar we uitkomen. Dan denk ik niet alleen aan technische oplossingen, zoals kunstvlees. Maar ook aan mogelijkheden om dat dominante wereldbeeld te veranderen. Er zijn andere manieren om naar natuur te kijken en ermee om te gaan. Inheemse volken kunnen ons inspiratie bieden. In landen als Zweden en Nederland vind je al alternatieven. Het barst van de initiatieven om landbouw en natuur weer meer te combineren. Of denk aan de rewilding-beweging, die grote grazers en jagers zoals de wolf terugbrengt in het landschap.
„Met mijn leerstoel wil ik aansluiten bij zulke initiatieven. Ik wil dialogen faciliteren, en ontmoetingen, die andere aspecten belichten van onze relatie met de natuur dan alleen dat resource-denken.”
Gaan inheemse volken beter om met natuur?
„Onderzoek laat zien dat ze op ruim een kwart van het wereldwijde land leven, en in die gebieden bevindt zich 80 procent van alle biodiversiteit. Inheemse volken leven niet alleen ván de natuur, zoals het geval is in dat dominante wereldbeeld. Maar ook mét en ín de natuur. Ze zien zichzelf als onderdeel ervan.”
Staat de wetenschap open voor inheemse kennis?
„Een belangrijke barrière is het idee dat de wetenschap inheemse en lokale kennis moet valideren en goedkeuren. Je krijgt een ongelijke machtsverhouding. Maar het zijn verschillende kennissystemen. Inheemse kennis is holistischer. In het noorden van Tanzania, waar ik m’n promotie-onderzoek heb gedaan, wordt het land als een ecosysteem beheerd. Wetenschappers die de opbrengst kwamen meten, keken alleen naar de twee belangrijkste gewassen, maïs en bonen, en zeiden: mmm, dat valt tegen. Terwijl er ook groenten als pompoen werden verbouwd. En kruiden, die wetenschappers overigens als onkruid bestempelden. Daarnaast was er ruilhandel met het laagland, waar de grond vruchtbaarder is, maar waar je ook vaker perioden van droogte hebt. Het systeem houdt dus ook rekening met voedselzekerheid.
„De scheve machtsverhouding kan ervoor zorgen dat iemand met lokale kennis een wetenschapper niet durft tegen te spreken. Het kan ook dat hij moeite heeft de kennis over te brengen. Daarom zijn wandelende workshops zo belangrijk. Je gaat er met de verschillende groepen op uit. Als je op de plek bent waar het gebeurt, kun je alles veel beter uitleggen dan op een kantoor. De wetenschapper ziet het met eigen ogen. Hij kan veel gerichter vragen stellen: waarom heb je die plant daar geplant en niet hier?”
Wat is dan belangrijk?
„Er moet respect zijn voor elkaars kennis. En je moet de bron van spanningen en conflicten durven aankaarten en verkennen. Vaak wordt dat uit de weg gegaan.”
En lukt dat?
„Het gaat nog vaak mis. Ik moet weer denken aan het voorbeeld van Noord-Thailand dat ik in het begin noemde. Daar deden inheemse volken aan rotatie-landbouw, ze wisselden gewassen af, in bebost gebied. Maar in de jaren 90 werden de bomen, met toestemming van de overheid, gekapt. De meeste dorpen stapten over op andere vormen van landbouw, behalve drie dorpen, die wilden het bos herstellen, gebaseerd op de principes van rotatie-landbouw. Dat is prachtig gelukt. Het bos is teruggekomen. In een deel van het gebied verbouwen ze rijst. Ze hebben rotatieveldjes waar ze 2, 3 jaar iets verbouwen en het dan een tijd braak laten liggen. Er zijn fruitbomen en koffie, gemengd in het bos. Het hele systeem is rijk aan biodiversiteit en erg productief.
„Het was mooi om te zien hoe wetenschappers erop reageerden. Want meestal waarderen ze zo’n hersteld bos minder dan een primair bos. Maar ze hadden plezier, waren onder de indruk van de verhalen. En wat deed de overheid vervolgens? Die wil het gebied als natuurreservaat bestempelen. En dat betekent dat de mensen eruit moeten. Want dat is een ander voorbeeld van de problematische kijk op mens en natuur: dat ze gescheiden moeten zijn. Je ontkent daarmee dat we afhankelijk zijn van natuur. En dat mens en natuur kunnen samenwerken.”
In Nederland is er grote druk op de landbouw om te veranderen. Minder focus op productie, meer natuur. Hoe kijkt u daar tegenaan?
„In Zweden gaan we dezelfde richting op. Die omslag is hard nodig. Maar ook lastig, omdat de overheid het landbouwsysteem decennialang de richting van meer productie heeft opgestuurd. En nu slaat ze de boeren omdat ze deze schadelijke kant op zijn gegaan. Erg constructief is dat niet. Wederzijds respect en dialoog zijn fundamenteel als je verder wilt komen.”
Gaat u uw Wageningse studenten ook college geven in de buitenlucht?
„In Wageningen gebeurt dat al, en ik sluit daarbij aan. Het wordt ook expliciet gestimuleerd door de stichting Natuurcollege, die mijn leerstoel heeft ingesteld.”
En heeft u nog een tip om anders tegen natuur aan te kijken?
„De eerste stap is om te reflecteren op je eigen aannames, en je te realiseren dat die heel diep zitten.”
Maria Tengö (49) studeerde ecologie in Uppsala en Stockholm. Ze promoveerde op het aanpassingsvermogen van landbouwgemeenschappen in Tanzania. Sinds 2010 onderzoekt ze in Stockholm hoe je wetenschappers en mensen met inheemse kennis met elkaar in contact kunt brengen en ze op een open, eerlijke manier kennis kunt laten uitwisselen.
Tekst Marcel aan de Brugh, wetenschapsjournalist NRC
Foto’s Elisabet Hubbe
X